Proverbs 1:10

26) de zondaars

Versta, grove en onbekeerde zondaars. Zie 1 Sam. 15:18.

1Sa 15.18

27) aanlokken,

Of, verleiden willen; dat is, met schone woorden zullen zoeken te bepraten en te vervoeren; zie van het Hebreeuwse woord Richt. 14:15.

Jud 14.15

Proverbs 1:15

36) wandel

Dat is, houd met hen gene gemeenschap, of verkeer niet met hen. Vergelijk de manier van spreken met 1 Sam. 25:15; Ps. 1:1.

1Sa 25.15 Ps 1.1

37) voet

Dat is, ga niet met hen in hun kwade wegen. Voorts kan men hierdoor verstaan aandoeningen, genegenheden, bewegingen; want gelijk de voeten het lichaam herwaarts en gindswaarts dragen, alzo wordt de geest des mensen door de genegenheden tot velerlei voornemen en werk gedreven. Vergelijk onder Spreuk. 1:16, en Spreuk. 5:5, en Spreuk. 6:18, enz.

Pr 1.16 5.5 6.18

Proverbs 1:22

55) Gij slechten!

Dit zijn de woorden der wijsheid, die Salomo aldus sprekende invoert. Van het woord slechten, zie boven Spreuk. 1:4.

Pr 1.4

56) de spotters

Zie Ps. 1:1.

Ps 1.1

57) zotten

Versta, niet narren en zinnelozen, die het redelijk gebruik van het menselijke verstand niet hebben, maar die beroofd zijn van de ware wijsheid, ten eeuwigen leven leidende, noch genegen zijn daarnaar te trachten, maar alleen met dit tijdelijke leven zich bekommeren.

Proverbs 2:1

1) zoon!

Van Spreuk. 1:22 tot Spreuk. 2:1, heeft Salomo de woorden der wijsheid verhaald. Nu spreekt hij weder in zijn eigen persoon, gelijk dit kan afgenomen worden uit de vergelijking van Spreuk. 1:10,15.

Pr 1.22 2.1 1.10,15

2) weglegt;

Te weten, gelijk een schat en noodzakelijke waar. Zie Job 23:12, idem onder Spreuk. 2:7.

Job 23.12 Pr 2.7
Copyright information for DutKant