Proverbs 1:3

6) goed verstand,

Te weten, waardoor men kloekzinnig, wijs, vernuftig en voorzichtig kan worden in al hetgeen de mens in zijn doen of laten zou mogen voorvallen. Vergelijk onder, Spreuk. 3:4, en Spreuk. 13:15, en Spreuk. 21:16.

Pr 3.4 13.15 21.16

7) gerechtigheid,

Versta, den gansen plicht, die wij God en onzen naasten schuldig zijn, naar uitwijzen van de eerste en tweede tafel.

8) recht,

Te weten, waardoor wij tegen onzen naaste doen wat wij schuldig zijn, achtervolgens het voorschrift van de tweede tafel eigenlijk.

9) billijkheden;

Die onderhouden moeten zijn in alle samenhandelingen en verschillen der mensen, naar den aard der liefde en den eis der zaak.

Copyright information for DutKant