Proverbs 1:31

68) Zo zullen zij

Of, daarom zullen zij eten, enz.

69) eten

Dat is, ontvangen en verkrijgen de straf of vergelding van hun boze werken. Zie Job 21:25.

Job 21.25

70) vrucht

Dit woord is genomen voor allerlei kwaad of goed, dat ergens uit voortkomt; voor het kwaad, gelijk Spreuk. 1:31, Jes. 10:12; Jer. 6:19; Micha 7:13; Luk. 6:43; voor het goed, onder Spreuk. 8:19, en Spreuk. 31:31; Amos 6:12; Gal. 5:22; Filipp. 1:11.

Pr 1.31 Isa 10.12 Jer 6.19 Mic 7.13 Lu 6.43 Pr 8.19 31.31 Am 6.12 Ga 5.22 Php 1.11

71) zich verzadigen

Dat is, een verdrietigen overvloed van plagen over zich brengen, veroorzaakt door hun ongezeggelijke en hardnekkige zinnen. Zie van deze manier van spreken Job 7:4, en de aantekening.

Job 7.4

Proverbs 8:19

36) vrucht

Zie boven Spreuk. 1:31.

Pr 1.31

37) uitgegraven goud,

Zie boven Spreuk. 3:14.

Pr 3.14

38) dicht goud;

Zie 1 Kon. 10:18. Anderen: goud van Ufaz; die menen dat Paz hier is voor Ujaz, de naam van een plaats, waar veel uitnemend goud vandaan kwam; Jer. 10:9. Te weten, die heden in Barbarije, naar sommiger gevoelen, Fez genaamd wordt.

1Ki 10.18 Jer 10.9

Proverbs 31:31

80) Geef haar

Iets in woorden geven is prijzen; Jer. 13:16. Hij wil zeggen dat men uit de vrucht harer handen stof nemen moet om haar te prijzen.

Jer 13.16

81) de vrucht

Zie boven Spreuk. 1:31.

Pr 1.31

82) handen,

Dat is, werken.

83) in de poorten.

Dat is, in de openbare vergadering van het volk, die in de poorten plachten te wezen, waar men het gericht hield.

Isaiah 10:12

39) Want het zal

Dit past op het wee, Jes. 10:5 over de Assyri‰rs gesproken. Want van Jes. 10:6 tot Jes. 10:12 heeft de profeet verhaald de trotse woorden des konings van Assyri‰ en zijn inval in der Isra‰lieten land.

Isa 10.5,6,12

40) als de HEERE

Dat is, als de Heere zijn volk genoegzaam door de Assyri‰rs zal getuchtigd hebben.

41) Ik

De Heere.

42) te huis zoeken

De straffen; zie de aantekening Gen. 21:1.

Ge 21.1

43) de vrucht

Dat is, zijn godslasterlijk en vermetelijk roemen en pochen, hetwelk als een kwade vrucht uit zijn hovaardig gemoed spruit.

44) van den koning

Te weten van Sanherib.

45) van de hoogheid

Dat is, zijner hovaardige ogen.

Jeremiah 6:19

53) aarde!

Zie Deut. 4:26, en Deut. 32:1.

De 4.26 32.1

54) vrucht hunner gedachten;

De welverdiende straf van hun boze nukken en aanslagen; zie Spreuk. 1:31, en onder Jer. 17:10.

Pr 1.31 Jer 17.10

Micah 7:13

68) Maar dit land zal worden tot een verwoesting,

Of, nadat, of als dit land zal geworden zijn, enz., of evenwel, nochtans zal dit land, versta Kana„n. Dit is eerst geschied ten tijde der Babylonische verwoesting, en naderhand bij de tijden van het Nieuwe Testament, en gaat voort nog vast ten huidigen dage. Verg. Dan. 9:26,27, enz.

Da 9.26,27

69) zijner inwoners halve,

Of, met zijne inwoners.

70) vrucht hunner handelingen.

Dat is, verdienste, loon. Zie Spreuk. 1:31.

Pr 1.31

Luke 6:43

47) voortbrengt,

Grieks maakt.

48) kwade boom,

Grieks verrotte.

Copyright information for DutKant