Proverbs 10:10

23) met het oog

Dat is, bedektelijk op de zonde toelegt en die behendiglijk zoekt te bedrijven. Vergelijk boven Spreuk. 6:13.

Pr 6.13

24) een dwaas

Zie boven Spreuk. 10:8.

Pr 10.8

25) zal omgeworpen

Zie boven Spreuk. 10:8.

Pr 10.8

Hosea 4:14

39) Ik zal over uw dochteren

Dat is, Ik zal hen nu door straffen niet bedwingen, maar hen in deze gruwelen laten voortgaan, tot hunne en ulieder schande en verderf, gelijk sommigen dit nemen; een teken van Gods grootste ongenade. Zie Ps. 89:32,33,34, en Ps. 94:12,13. Of, Ik zal de jonge dochters en bruiden, of zoons jonge vrouwen, zozeer [vergelijk 1 Sam. 15:22; Jer. 7:22; idem onder Hos. 6:6] en zwaarlijk niet straffen, omdat de ouders en mannen met hun goddeloos voorbeeld de jonge dochters en vrouwen zulks leren. Anders: en zou Ik over uw jonge dochters, enz., en dat zij zichzelven afscheiden, enz. Alsof God zeide: Ik kan zulk volk niet ongestraft laten, dat zult gij zelf moeten bekennen, hetwelk met het besluit van Hos. 4:14 ook wel overeenkomt. Vergelijk Jer. 5:9,29, en Jer. 9:9, enz.

Ps 89.31,32,33 94.12,13 1Sa 15.22 Jer 7.22 Ho 6.6 4.14 Jer 5.9 Jer 5.29 9.9

40) want zij zelven scheiden zich af

De ouders en mannen scheiden zich bij troepen af en gaan, onder deksel van afgoderij, zich voegen bij de snoodste hoeren, om kwanswijs met die te offeren, ondertussen gruwelijke ontucht bedrijvende, waarom het hun te doen is.

41) omgekeerd worden.

Of, verward, verstrikt, verbijsterd, gegeseld, gestraft, omgeworpen worden. Het Hebreeuwse woord wordt alleen hier en Spreuk. 10:8,10 gevonden, betekenende [gelijk uit de omstandigheid dezer drie plaatsen blijkt] een bijzondere soort van straffen, of in het algemeen, ondergang en verstoring.

Pr 10.8,10
Copyright information for DutKant