Proverbs 10:8

16) geboden

Te weten die den mens leren hoe hij zijn leven recht zal aanstellen om God te behagen en zijnen naaste te stichten, en alzo Gods zegen te genieten.

17) dwaas

Dat is, die verkeerde dingen spreekt, waardoor hij met een halsstarrigen zin al het goede onderwijs en vermaning verwerpt, zich beroemende bij zijn kwaad gevoelen en boos voornemen te willen blijven, hebbende vervolgens bij de dwaasheid der lippen ook de dwaasheid des harten; want uit overvloedigheid van dezen spreken de lippen, Matth. 12:34. Vergelijk boven Spreuk. 2:12, en Spreuk. 4:24, en Spreuk. 6:12.

Mt 12.34 Pr 2.12 4.24 6.12

18) omgeworpen

Zie van het Hebreeuwse woord Hos. 4:14. Alzo onder Spreuk. 10:10.

Ho 4.14 Pr 10.10
Copyright information for DutKant