Proverbs 12:11
32) ijdele Dat is, lediggangers, behoeftigen, en die ledig van deugd en vreze Gods zijn. Zie Richt. 9:4. Jud 9.4 Proverbs 28:19
49) die ijdele Zie boven Spreuk. 12:11. Pr 12.11 50) verzadigd Zie Job 7:4. Job 7.4 Amos 4:6
23) reinheid der tanden Dat is, gebrek aan spijs, of honger; want waar niets is te eten, daar kleeft geen spijs aan de tanden. Verg. 1 Kon. 17:18; Joel 1;1, en zie wijders de aantekening. Spreuk. 14:4; Jes. 3:26. 1Ki 17.18 Pr 14.4 Isa 3.26 24) tot Mij, Hebr. tot mij toe. Zie van deze manier van spreken Joel 2:12, alzo in het volgende. Joe 2.12
Copyright information for
DutKant