Proverbs 12:4
11) kloeke Dat is, verstandige, deugdzame en wel huishoudende. Hebreeuws, ene vrouw der kloekheid. Zie van het Hebreeuwse woord Gen. 47:6. Ge 47.6 12) kroon Dat is, sieraad en heerlijkheid. Zie van het woord kroon in dezen zin genomen, Job 19:9. Job 19.9 13) heren; Dat is, mans. Alzo Exod. 21:3; Jol. 1:8. Ex 21.3 Joe 1.8 14) die beschaamt Te weten, zichzelve en haren man, door hare onverstandigheid, ongeschikte manieren en achteloze huishouding. Vergelijk boven Spreuk. 10:5. Pr 10.5 15) is als verrotting Dat is, ene kwelling in het binnenste zijner ziel en tering in het binnenste zijns lichaams, omdat hij zijne schande altijd voor ogen ziet. Zie dezelfde gelijkenis onder Spreuk. 14:30; Hab. 3:16, en dergelijke; Ps. 42:11; idem het tegendeel, Ps. 51:10. Pr 14.30 Hab 3.16 Ps 42.10 51.8
Copyright information for
DutKant