Proverbs 16:11
26) rechte Hebreeuws, een balans des gerichts, of rechts; dat is, een rechte waag, enz. Alzo Lev. 19:36, waag der gerechtigheid; dat is rechte waag. Le 19.36 27) waag Door dit woord verstaan vele overzetters een grote balans, en door de volgende weegschaal de kleine, die men in de hand houdt, en dat overmits God gezegd wordt de bergen te wegen met de waag, maar de heuvelen, die minder zijn, met de weegschaal; Jes. 40:12. Sommigen verstaan Spreuk. 16:11 als figuurlijk gesproken van al de delen en werken des gerichts. Isa 40.12 Pr 16.11 28) des HEEREN; Te weten, welgevallen, gelijk staat boven Spreuk. 11:1; of zijn werk, gelijk in de volgende woorden van Spreuk. 16:11. Anders: zijn van den Heere. Pr 11.1 16.11 29) weegstenen Dat is, gewicht. Alzo boven Spreuk. 11:1; zie Lev. 19:36. Pr 11.1 Le 19.36 30) zaks Of, buidels; te weten, waarin zij hunne stenen staken, opdat zij te minder verslijten, of breken zouden. Vergelijk Deut. 25:13; Micha 6:11. De 25.13 Mic 6.11 31) Zijn werk. Te weten, dat Hij heeft geboden en dat Hem behaagt. Versta, gelijk ze zijn, zo ze behoren.Isaiah 40:12
49) Wie heeft Alsof hij zeide: Heeft het niet Jezus Christus, als een almachtig God, gedaan? wiens macht, wijsheid en majesteit oneindelijk en onbegrijpelijk zijn. 50) met Zijn vuist Of, met zijn holle hand. 51) een drieling Zie de aantekening Ps. 80:6. Ps 80.5
Copyright information for
DutKant