Proverbs 20:1

1) wijn

Dat is, de wijn en andere sterke drank, door overdaad misbruikt zijnde, maakt dat de mensen, die hem misbruiken, spotters en gewoelmakers worden.

2) de sterke drank

Hebreeuws, schechar. Zie van dit woord Lev. 10:9.

Le 10.9

3) woelachtig;

Of, woelende, of een gewoelmaker; dat is die tot roepen, tieren, kijven, slaan, vechten, enz. den mens verwekt. Zie onder Spreuk. 23:29; idem, Hos. 4:11,18, en van het Hebreeuwse woord, boven Spreuk. 7:11.

Pr 23.29 Ho 4.11,18 Pr 7.11

4) daarin dwaalt,

Dat is, in het drinken deszelven de maat tebuitengaat. Zie dezelfde manier van spreken in het kwade genomen, Jes. 28:7, en in het goede, boven Spreuk. 5:19; op het woord doolt.

Isa 28.7 Pr 5.19

5) zal niet wijs zijn.

Dat is, zal de ware wijsheid niet leren, als daartoe onbekwaam zijnde. Of: is niet wijs; dat is, niet verstandig, niet welbedacht, niet godvrezend of deugdzaam.

Copyright information for DutKant