Proverbs 20:16

46) [iemand

Van de invoeging van dit woord, vergelijk boven Spreuk. 11:15, en onder Spreuk. 27:13.

Pr 11.15 27.13

47) voor]

Dit woord is hier ingevoegd uit het volgende lid van Spreuk. 20:16. Vergelijk boven Spreuk. 11:15, en onder Spreuk. 27:13.

Pr 20.16 11.15 27.13

48) vreemde

Dat is, die u onbekend is, en van wiens middelen gij gene zekerheid hebt om van zijne betaling onbezorgd te wezen.

49) neem

Te weten, gij, tot wiens verzekering de borg gesteld is.

50) zijn kleed;

Te weten, desgenen, die borg geworden is voor een onbekende, en dat tot een pand en zekerheid, dat hij voor den vreemde, zo hij in gebreke valt, zal betalen.

51) de onbekenden.

Te weten, lieden. Anders: Voor een uitlandse vrouw; alzo onder Spreuk. 27:13. Versta door een uitlandse vrouw ene hoer, of die u onbekend is. Zie boven Spreuk. 2:16.

Pr 27.13 2.16

Proverbs 27:12

25) De kloekzinnige

Zie de verklaring van Spreuk. 27:12 boven Spreuk. 22:3.

Pr 27.12 22.3
Copyright information for DutKant