Proverbs 27:19

41) Gelijk

Dat is, gelijk de gedaante van een mens, die in het water ziet, zich daarin enigszins vertoont, doch niet volkomenlijk; alzo maakt het hart des mensen zich anders wel ten dele kenbaar door zijne woorden, gebaren en werken; doch niet alzo, dat men zekerlijk daarvan kan oordelen; Jer. 17:9; 1 Cor. 2:11. Spreuk. 27:19 kan ook aldus vertaald worden: De aangezichten zijn tot de aangezichten; dat is, de mensen in hun uiterlijke gestaltenis met andere mensen vergeleken, zijn gelijk wateren; te weten, die elkander zeer gelijk zijn, hoewel zij in kleur, dikte, smaak, enz. verschillen; alzo is het hart des mensen tot de mensen; dat is, alzo is de mens inwendiglijk met zijnen naaste tegelijken, overmits zij allen van verdorven natuur zijn en gelijke zwakheden onderworpen. Sommigen nemen het alzo, dat gelijk het aangezicht des mensen zich vertoont in het water, alzo is de ene vriend tegen den anderen.

Jer 17.9 1Co 2.11 Pr 27.19

Jeremiah 17:9

34) Arglistig

Of, tukachtig, bedriegelijk, achterhoudend, genegen tot overtreding. Het Hebreeuwse woord akob is hetzelfde, waarvan de patriarch Jakob zijnen naam gekregen heeft, omdat hij zijnen broeder in de geboorte bij den hiel had; maar dat het ook de betekenis heeft van list, lage, bedrog, tukken, ondertreding, enz., blijkt niet alleen hier, maar ook boven Jer. 9:4; Gen. 27:36; Joz. 8:13; 2 Kon. 10:19.

Jer 9.4 Ge 27.36 Jos 8.13 2Ki 10.19

35) hart,

Van den mens na den val, zolang het door den geest der wedergeboorte niet is vernieuwd; en zo boos van harte waren de huichelaars en afvallige Joden, die van God afweken en op Hem niet vertrouwden, hoewel zij het niet wilden weten, maar zichzelven in hunne boosheid liefkoosden en de bestraffing der profeten verachtten, waarover God verklaart hun richter te zullen zijn, in Jer. 17:10.

Jer 17.10

36) enig ding,

Of, bovenal.

37) dodelijk

Ten dode strekkende, waar de dood aan vast is, ongeneeslijk, vertwijfeld boos. Van het Hebreeuws woord heeft de mens den naam van Enosch, betekenende zijn sterflijken of ellendigen staat, in welken hij door de zonde gevallen is.

1 Corinthians 2:11

27) de geest des

Dat is, de redelijke ziel en het verstand des mensen weet wat in hem is. Zie 1 Joh. 3:20.

1Jo 3.20

28) niemand hetgeen

Namelijk onder de schepselen. Want de Zoon kent den Vader, en de Vader den Zoon, Matth. 11:27, en hier ook de Heilige Geest, als een enig God met den Vader en den Zoon; Rom. 8:27.

Mt 11.27 Ro 8.27
Copyright information for DutKant