Proverbs 29:7

15) rechtvaardige

Te weten, rechter.

16) neemt kennis

Dat is, neemt aan het geschil der armen te onderzoeken, te verstaan, te bezorgen en te helpen, zoals de gerechtigheid der zaak vereist. Vergelijk Job 29:16.

Job 29.16

17) de wetenschap

Namelijk waardoor hij behoort te verstaan zowel zijn schuldigen plicht, die hem verbindt tot de hulp der armen als de rechte manier en wijze om dezelve wel en tijdig te betonen.

Jeremiah 10:21

62) herders

Kerkelijke en politieke voorstanders.

63) onvernuftig

Gelijk boven Jer. 10:8,14.

Jer 10.8,14

64) verstandiglijk

Anders: zijn zij niet gelukkig, of voorspoedig geweest.

65) weide

Dat is, kudde van hunne weide, de gemeente.

Micah 3:1

1) hoofden Jakobs

Dat is, regenten.

2) oversten van het huis Isra‰ls!

Zie Richt. 11:6.

Jud 11.6

3) Betaamt het ulieden niet het recht te weten?

Hebr. en [is het] niet ulieder, of aan ulieden? dat is, hoort het, staat het u niet toe? betaamt het u niet? is het niet uw plicht, uws Gods recht te weten? Ganselijk, wil de profeet zeggen; verg. Jer. 5:4,5; zie van zulk vragen Richt. 4:6, enz.

Jer 5.4,5 Jud 4.6
Copyright information for DutKant