Proverbs 3:2
2) dagen, Dat is, een groten ouderdom en een veeljarig leven; alzo Deut. 30:20; Job 12:12; Ps. 21:5, en Ps. 91:16; onder Spreuk. 3:16, en Spreuk. 4:10, en Spreuk. 9:11. De 30.20 Job 12.12 Ps 21.4 91.16 Pr 3.16 4.10 9.11 3) leven, Dat is, welstand naar ziel en lichaam. Zie Gen. 37:14. Ge 37.14 4) vermeerderen. Alzo onder Spreuk. 9:11. Hebreeuws eigenlijk, toedoen, hetwelk hier zoveel is als vermenigvuldigen. Pr 9.11
Copyright information for
DutKant