Proverbs 3:3

5) Dat de goedertierenheid

Dit kan men verstaan van de goedertierenheid en trouw van God, zulks dat het zou zijn een bevel, vermanende den mens daaraan vast te hangen, met ene belofte dat Hij hen behouden zou. Zie onder Spreuk. 3:25. Anderen verstaan dit van de weldadigheid en trouw, die een ieder jegens zijnen naaste bewijzen moet.

Pr 3.25

6) bind ze

Te weten, de geboden Gods, waarvan in Spreuk. 3:1 gesproken is. Of, de goedertierenheid en trouw, dat is, de beloften Gods daarvan.

Pr 3.1

7) aan uw hals,

Te weten, als een sieraad of keten, gelijk boven Spreuk. 1:9, en om die altijd voor ogen te hebben. Zie onder Spreuk. 3:21, en Spreuk. 6:21, en vergelijk Exod. 13:9; Deut. 6:8.

Pr 1.9 3.21 6.21 Ex 13.9 De 6.8

8) schrijf

Dat is, druk het diep in het binnenste van uw verstand, opdat zij nimmermeer uit uwe memorie vergaan. Alzo onder Spreuk. 7:3; Jer. 17:1; 2 Cor. 3:3.

Pr 7.3 Jer 17.1 2Co 3.3

Proverbs 4:2

3) leer geve,

Zie Job 11:4.

Job 11.4

4) verlaat

Alzo boven Spreuk. 1:8, en onder Spreuk. 4:6.

Pr 1.8 4.6

5) wet niet.

Of, onderwijzing, alzo boven Spreuk. 1:8.

Pr 1.8

Proverbs 6:20

Proverbs 6:23

41) het gebod

Te weten, dat uit Gods Woord en wet genomen is.

42) lamp,

Vergelijk Ps. 119:105.

Ps 119.105

43) tucht

Dat is, die geschiedt door de tucht, of door de onderwijzing, die voorgaan moet, zou men tot de wijsheid geraken. Zie van dit woord boven Spreuk. 1:2.

Pr 1.2

44) weg des levens;

Dat is, die tot het leven leidt; alzo de weg des doods; die tot den dood leidt. Zie Jer. 21:8. Vergelijk boven Spreuk. 2:8.

Jer 21.8 Pr 2.8

Proverbs 7:2

2) leef,

Dat is, gij zult zekerlijk leven. Hetgeen op bevelende manier uitgesproken wordt, bevat dikwijls een vaste belofte. Zie boven Spreuk. 3:25, en Spreuk. 4:4.

Pr 3.25 4.4

3) wet

Of, leer. Zie boven Spreuk. 1:8.

Pr 1.8

4) den appel

Te weten, die om zijne tederheid gans nauw bewaard moet worden; zie Deut. 32:10.

De 32.10
Copyright information for DutKant