Proverbs 3:4

9) vind

Het is weder een bevel, bevattende een sterke belofte, gelijk in het begin van Spreuk. 3:3. Het bevel is, poog genade te vinden, enz. De belofte is: gij zult God en den vromen mensen aangenaam zijn en een gezonde kennis hebben van wel te leven.

Pr 3.3

10) gunst

Of, genade; dat is, aangenaamheid, waardoor men iemand behagelijk is; alzo Gen. 39:21; Ps. 45:3; boven Spreuk. 1:9; onder Spreuk. 11:16, en Spreuk. 22:11; Pred. 10:12; Luk. 2:52.

Ge 39.21 Ps 45.2 Pr 1.9 11.16 22.11 Ec 10.12 Lu 2.52

11) verstand,

Zie boven Spreuk. 1:3.

Pr 1.3

Proverbs 13:15

32) weg

Dat is, het doen, of de wijze van doen, of manier van handeling. Zie boven Spreuk. 6:6.

Pr 6.6

33) streng.

Dat is, onaangenaam, ruw, straf en onvriendelijk, zulks dat niemand met hem wil te doen hebben.

Proverbs 21:16

39) doden

Versta, der doden, niet alleen naar het lichaam, maar ook naar de ziel. Zie van het Hebreeuwse woord boven Spreuk. 2:18.

Pr 2.18

40) rusten.

Dat is, geduriglijk blijven.

Copyright information for DutKant