Proverbs 30:12-14

32) in zijn ogen

Dat is, in zijn eigen gevoelen en oordeel. Vergelijk Job 18:3, en zie de aantekening. Versta hier de schijnheiligen en geveinsden, die zich houden zuiver van zonde te zijn, of immers zeer weinig daarmede besmet ten aanzien van anderen.

Job 18.3

33) drek

Dat is, zonden, welke hier genaamd worden met een woord, hetwelk betekent de onreinheid, die door den kamergang uitgeworpen wordt. Alzo Jes. 4:4.

Isa 4.4
34) welks ogen

Versta, hovaardige mensen, die veel gevoelen van zichzelven, een ieder verachten en over het hoofd zien willen. Zie boven Spreuk. 6:17.

Pr 6.17
35) welks

Versta, in het algemeen, die geheel wreed en zonder medelijden zijnde, hun aanzien en vermogen misbruiken om de kleinen te vernielen; gelijk daar zijn achterklappers, faamrovers en lasteraars; idem, die met geweld de ellendigen verdrukken; mitsgaders de gierigaards, die hunnen naaste door bedriegelijken handel verdrukken of door woeker uitzuigen.

36) tanden

Vergelijk Ps. 57:5.

Ps 57.4

37) baktanden

Zie Job 29:17.

Job 29.17

38) te verteren.

Dat is, te verslinden en te vernielen. Zie Exod. 15:7, en de aantekening, Deut. 32:42; 2 Sam. 2:26.

Ex 15.7 De 32.42 2Sa 2.26
Copyright information for DutKant