Proverbs 30:22

62) hij regeert;

Dat is, een aanzienlijken staat en waardig ambt bedient, waardoor hij grote macht krijgt, welke hij misbruikt tot verdrukking van anderen en zijn eigen verderf.

63) een dwaas,

Zie 1 Sam. 25:25.

1Sa 25.25

64) hij van

Zie boven Spreuk. 30:9.

Pr 30.9

65) brood

Dat is, allerlei goed, hetwelk dient tot onderhouding van het tijdelijke leven. Zie boven Spreuk. 4:17.

Pr 4.17
Copyright information for DutKant