Proverbs 6:17

31) Hoge ogen,

Dat is, hovaardij, waarvan de verheven en opvliegende ogen een teken zijn. Vergelijk Ps. 101:5; Spreuk. 30:13; Jes. 5:15. Tegen deze zijn de nederigen van ogen; Job 22:29.

Ps 101.5 Pr 30.13 Isa 5.15 Job 22.29

32) valse tong,

Hebreeuws, tong der valsheid; dat is die leugentaal spreekt; alzo Ps. 109:2; onder Spreuk. 12:19, en Spreuk. 21:6.

Ps 109.2 Pr 12.19 21.6

Proverbs 8:13

27) De vreze

Dat is, de vreze des Heeren, die het beginsel en het voornaamste deel der wijsheid is, boven Spreuk. 1:7; veroorzaakt en beweegt den mens het kwaad te haten.

Pr 1.7

28) kwaden weg;

Zie boven Spreuk. 2:12.

Pr 2.12

29) mond

Zie op hetzelfde vers.

Proverbs 16:18

47) verbreking,

Dat is, verderf, ondergang, verstoring. Alzo onder Spreuk. 17:19; Jes. 59:7; Jer. 14:17.

Pr 17.19 Isa 59.7 Jer 14.17

48) hoogheid

Dat is, hoogmoedigheid. Het tegendeel is nederigheid des geestes; waarvan zie Spreuk. 16:19.

Pr 16.19
Copyright information for DutKant