Proverbs 6:8
13) brood Versta, korengraantjes, welke zij beknabbelt en met bijten doorsnijdt, opdat zij niet uitschieten zouden, ten einde zij tegen den winter daarvan hare provisie hebben mocht, uit welke oorzaak zij bij de Hebren nemalah genaamd wordt van namal, hetwelk is besnijden, afsnijden.
Copyright information for
DutKant