Proverbs 7:16

31) tapijtsieraad

Het Hebreeuwse woord, hetwelk alleen hier en onder Spreuk. 31:22 gevonden wordt, schijnt te betekenen enig bedsieraad, als kostelijke tapijten en kunstig-toegemaakte dekens, waarmede de bedden, niet alleen bedekt, maar zonderling opgepronkt werden.

Pr 31.22

32) met uitgehouwen

Versta, graveringen en insnijdingen, die tot een sieraad aan de koets, waarop het bed lag, kunstiglijk ingekerfd en ingehold waren.

33) fijn linnen

Hebreeuws, snoer, of draad, waardoor sommigen verstaan zeer fijn, wit en kostelijk lijnwaad, dat zulke draden gemaakt werd en tot het bed behoorde; vergelijk Gen. 41:42; 1 Kon. 10:28, en onder Spreuk. 31:22. Enigen houden dat deze snoeren, of koordjes, die zeer kostelijk waren, liepen tussen de tapijten of behangsels, om een onderscheid te maken tussen de figuren, die daarop mochten gestoken of geweven zijn. Anderen menen dat de koets tot een sieraad met deze kostelijke snoeren is omvlochten geweest.

Ge 41.42 1Ki 10.28 Pr 31.22

Jeremiah 4:30

75) gij verwoeste?

Dochter Zions, gelijk in Jer. 4:31, dat is, gij die verstoord, of verwoest zult worden.

Jer 4.31

76) kleeddet

Op zijn afgodisch en heidens, om uwen vijanden te behagen en te vermurwen; gelijk de hoeren zich oppronken om de boelen te behagen.

77) scheurdet

Al versierdet en blankettet gij u zozeer en dikwijls, dat uw aangezicht of wangen daarvan kwamen te splijten en te scheuren.

78) boelen

De Babyloni‰rs, die u zoeken machtig te worden.

79) ziel zoeken.

Dat is, naar het leven staan. Zie 2 Sam. 4:8.

2Sa 4.8

Ezekiel 16:11

34) armringen aan uw handen,

Zie Gen. 24:22.

Ge 24.22

35) keten

Zie van dit woord ook Gen. 41:42.

Ge 41.42

36) hals.

Hebreeuws, keel, of gorgel.

Ezekiel 16:17-18

55) de vaten uws sieraads

Het Hebreeuwse woord wordt in het algemeen genomen voor allerlei vatentuig, gereedschap, of huisraad, dat van goud, zilver, enz. gemaakt is. Vergelijk Lev. 15:4.

Le 15.4

56) Mijn goud en van Mijn zilver,

Dat is, hetwelk Ik u gegeven had tot noodzakelijk gebruik en matig sieraad. Vergelijk Hos. 2:8.

Ho 2.9

57) mansbeelden

Het schijnt dat hier mansbeelden genaamd worden, en niet vrouwenbeelden, omdat Jeruzalem hier ingevoerd wordt onder de persoon van ene hoer, die zich met alle mannen vermengt. Of, omdat zij enige beelden hebben gehad in den vorm van een man, zeer onkuis en ijselijk afgebeeld.

58) gemaakt,

Te weten van dat goud en zilver.

59) gehoereerd.

Te weten met aan die offeranden te doen, hen aan te roepen en alle godsdienstige eer te bewijzen.

60) hebt ze bedekt;

Te weten uwe beelden, en dat, om die ook met kostelijk sieraad te vereren, hetwelk mede afgoderij is.

61) Mijn olie

Die Ik u tot ander gebruik gegeven heb, en onder anderen tot mijn dienst; zie Gen. 28:18; Exod. 27:20,21, en Exod. 30:7; Lev. 2:1,2, en Lev. 8:2, en Richt. 9:9.

Ge 28.18 Ex 27.20,21 30.7 Le 2.1,2 8.2 Jud 9.9

62) reukwerk

Van het reukwerk uit verscheidene specerijen tot het gebruik van den godsdienst gemaakt, zie Exod. 30:34,35.

Ex 30.34,35

Ezekiel 23:40

84) gezonden hebben tot mannen,

Om ongeoorloofde verbonden te maken met heidense volken, om welken aan te lokken en te behandelen. God verhaalt, dat zij gelijke kunsten, werken, manieren en wijzen van doen gebruikt hebben, als de erge snode hoeren plegen te doen. Vergelijk Spreuk. 7:16,17, enz.

Pr 7.16,17
Copyright information for DutKant