‏ Proverbs 9:4-10

12) Wie is slecht?

Dat is, zo wie slecht is, die wijke tot mij. Het zijn de woorden der wijsheid. Zie van het woord slechten boven Spreuk. 1:4.

Pr 1.4

13) den verstandeloze

Zie boven Spreuk. 6:32.

Pr 6.32
14) Komt,

Te weten, wie gij zijt van de onverstandigen.

15) brood,

De geestelijke en eeuwige goederen worden dikwijls bij de lichamelijke en vergankelijke vergeleken, en daarom ook door dezelve te verstaan gegeven; Ps. 23:2,5.

Ps 23.2,5
16) slechtigheden,

Zo wordt het Hebreeuwse woord genomen boven Spreuk. 1:22. Anders: laat de slechten varen, of verlaat de slechten.

Pr 1.22

17) leeft;

Een bevel, inhoudende ene belofte van te zullen leven. Zie boven Spreuk. 3:25.

Pr 3.25

18) weg des verstands.

Dat is, waardoor men tot het rechte verstand en de ware wijsheid geraakt, en dien de verstandigen betreden. Zie 1 Kon. 8:36.

1Ki 8.36
19) spotter

Zie Ps. 1:1.

Ps 1.1

20) tuchtigt,

Het woord betekent hier eigenlijk iemand met woorden en redenen onderwijzen, vermanen, bestraffen. Alzo Deut. 4:36; Job 4:3; 1 Kron. 15:22. Elders betekent het ook met slagen en straffen kastijden, gelijk 1 Kon. 12:11; Ps. 6:2.

De 4.36 Job 4.3 1Ch 15.22 1Ki 12.11 Ps 6.1

21) behaalt

Te weten, omdat hij verloren arbeid doet en van degenen, dien hij bestraft, gelasterd wordt. Vergelijk Matth. 7:6.

Mt 7.6

22) schandvlek.

Het oorspronkelijke woord betekent gemeenlijk een gebrek des lichaams, gelijk Lev. 21:17, en Lev. 22:20; 2 Sam. 14:25; maar het wordt ook genomen voor een gebrek der ziel, rakende het geloof en de zeden, of de goede faam, ten aanzien van de uitkomst van enige zaak of daad, gelijk hier; Deut. 32:5; Job 11:15.

Le 21.17 22.20 2Sa 14.25 De 32.5 Job 11.15
23) wijze,

Dat is, die de wijsheid bemint, godvruchtig en zedig is. Alzo in het volgende.

24) Leer den wijze,

Hebreeuws, geef; te weten, heilzame leer.

25) leer toenemen.

Alzo boven Spreuk. 1:5. Zie de aantekening.

Pr 1.5
26) de wetenschap

Dat is, waarmede de heiligen begaafd zijn, en die zij anderen mensen voordragen. Versta door de heiligen de ware gelovigen. Alzo worden zij genoemd Ps. 16:3, en Ps. 34:10, en Ps. 89:6,8, en onder Spreuk. 30:3; Hos. 12:1; 1 Cor. 1:2. Zie de reden 1 Cor. 6:11. Anderen verstaan hier door de heiligen, den waren God, die in het getal van velen de Heiligen genoemd zou zijn, omdat Hij drievuldig in persoon is.

Ps 16.3 34.9 89.5,7 Pr 30.3 Ho 11.12 1Co 1.2 6.11
Copyright information for DutKant