Psalms 10:5

11) wegen

Dat is, zijn voornemen, aanslagen en doen.

12) maken

Te weten, aan dengene, dien hij in zijn hoogmoed verdrukt. Anders, zijne wegen zijn te allen tijde voorspoedig. Het Hebr. woord heeft de betekenis van barendssmart, waarop blijdschap volgt als het kind geboren is. Joh. 16:21. En alzo schijnen enigen het voorts genomen te hebben in de betekenis van voorspoed, wel gedijen, zijn werk te bevorderen, dat het voor den dag kome als de vrucht des lichaams; alzo woelt, arbeid en werkt de goddelozen zijn voornemen uit, het gelukt hem naar zijn zin; daarom vraagt hij naar God niet.

Joh 16.21

13) oordelen

Uwe regering en de straffe, die Gij, o Heere, den goddelozen bereidt hebt.

14) verre

Verg. de manier van spreken met Richt. 9:17, en Hoogl. 6:5. Hebr. van, of van tegenover hem; dat is, hij werpt hen van zich uit zijn gezicht, en denkt daar niet eens om; of, zij zijn hoger, dan dat hij hen zich zou voorstellen, zij zijn voor hem verborgen, boven zijn verstand en bedenken; dewijl hij gelukkig is, denkt hij niet op de toekomstige straffen. Ziet het volgende Ps. 10:6.

Jud 9.17 So 6.5 Ps 10.6

15) blaast

Of, daarop, blaast hij, of, tegen dezelve blaast hij; dat is, hij meent hen gelijk kaf, als met een geblaas te verstuiven; zo gans niet past hij daarop, omdat hem alles naar zijn zin gaat. Verg. Ps. 12:6.

Ps 12.5

Acts 9:1

1) blazende nog

Namelijk na den dood van Stefanus; ene gelijkenis genomen van de leeuwen of beren, een prooi najagende; of gelijk de bittere vijanden zich tegen anderen plegen aan te stellen.

2) de discipelen

Dat is, degenen, die Christus aanhingen, en daarna te Antiochi‰ eerst Christenen genaamd werden; Hand. 11:26.

Ac 11.26

3) hogepriester,

Namelijk en den oppersten Raad der Joden, waarvan hij het hoofd was; Hand. 22:5, bij welken Raad de kennis en het opperste oordeel toen stond van de zaken der Joodse religie, ook in de synagogen buiten het Joodse land. Zie 2 Kron. 19:10; Hand. 18:15.

Ac 22.5 2Ch 19.10 Ac 18.15
Copyright information for DutKant