Psalms 109:7

12) schuldig uit, en

Dat is, hij worde voor goddeloos gekend en geoordeeld. Zie Num. 35:31.

Nu 35.31

13) zijn gebed zij

Dat is, hij worde door geen bidden ontslagen van den rechter, die hem heeft verwezen, maar dat hij zijne zaak eer kwader daarmede make en die hem derhalve afgeslagen worde, als zijnde onrechtvaardig. Of men mag hier verstaan het gebed, dat hij tot God doet, in dezen zin, dat God hem dat wil afslaan, dewijl het huichelarij is.

Proverbs 29:9

21) hij beroerd

Te weten de wijze man. De zin is, hetzij hij zich toorniglijk, hetzij vriendelijk aanstelt, het is eveneens. Anderen verstaan dit van den dwaas, die nu gram wordt en dan lacht, maar al met enerlei bezwaarlijke uitkomst.

22) rust.

Te weten van het geschil. Want de dwaze zal altijd nog uitvlucht zoeken en wat in te brengen hebben.

Ezekiel 17:20

69) Mijn net

Zie boven Ezech. 12:13, en onder Ezech. 32:3.

Eze 12.13 32.3

70) hem uitspreiden,

Te weten over den koning Zedekia.

71) daar met hem rechten

Te weten boven het recht, dat Ik over hem heb laten gaan te Riblath, 2 Kon. 25:6,7. Want daarna heeft hij te Babel in de gevangenschap gelegen totdat hij stierf, Jer. 52:11. God wordt gezegd met den mens te richten, of in het recht zich met hem te begeven, als Hij door zijne straffen hem van zijne zonden overtuigt en gelijk in een gericht beschaamd maakt. Alzo Jes. 66:16; onder Ezech. 20:35, en Ezech. 38:22. Zie breder hiervan onder Ezech. 20:35.

2Ki 25.6,7 Jer 52.11 Isa 66.16 Eze 20.35 38.22 20.35
Copyright information for DutKant