‏ Psalms 116

1) heb lief,

Te weten, den HEERE.

2) in mijne dagen

Dat is, dewijl ik in het leven ben; of al de dagen mijns levens, of lijdens. Verg. Ps. 138:7.

Ps 138.7
3) De banden

Anders: de smarten.

4) des doods hadden

Dat is, die zo groot waren als de dood zelf; te weten als Saul met zijn machtig leger mij naderde; 1 Sam. 23:26.

1Sa 23.26

5) de angsten der hel

Dat is, die zo groot waren dat zij wel lichtelijk oorzaken van mijnen dood zouden geweest zijn en mij in het graf zouden gebracht hebben.

6) getroffen; ik

Hebr. gevonden.

7) mijne ziel.

Dat is, mijn leven.

8) rechtvaardig,

En derhalve kan Hij niet lijden dat de zijnen onrechtvaardig onderdrukt worden.

9) de eenvoudigen;

Die zich niet verlaten op hun eigen kloekheid, maar op den Heere, wandelende oprechtelijk in zijne wegen.

10) uitgeteerd,

Of, uitgemergeld, dun worden; dat is, mijn verderf was zeer nabij.

11) welgedaan.

Te weten, mij verlossende uit de hand van Saul.

12) mijne ziel gered

Dat is, mij.

13) der levenden.

Dat is, dergenen, die op aarde leven, of die nog in deze wereld leven en wandelen; gelijk Ps. 27:13 en de aantekening bij Ps. 56:14.

Ps 27.13 56.13
14) Ik heb geloofd,

Te weten, dat de HEERE mij verlossen zou.

15) daarom

In deze betekenis wordt het Hebr. woord ook genomen Jer. 29:16.

Jer 29.16

16) sprak ik;

Te weten, hetgeen het geloof mij ingaf in mijn grootste zwarigheden. Anders: als ik [zulks] sprak [hoewel] ik zeer bedrukt was. Anders: ik sprak, [nochtans] was ik zeer bedrukt.

17) in mijn haasten:

De zin is: Wanneer ik mij door het zwaar lijden haastte om te ontvluchten; of [gelijk anderen het verstaan] haastige woorden mij liet ontvallen. Zie Ps. 31:23.

Ps 31.22

18) Alle mensen zijn

Te weten, allen tezamen en elkeen in het bijzonder, zodat men op geen mensen betrouwen mag, maar op den waren God alleen. Sommigen menen dat David uit menselijke zwakheid, naar de ongezienheid der zaak, getwijfeld heeft of hij ook te eniger tijd tot het beloofde koninkrijk zou komen.

19) Wat zal ik

Anders: hoe.

20) vergelden [voor]

Anders: vergelden; al zijne weldaden zijn boven mij; dat is, boven mijn vermogen om te vergelden. Zie 1 Thess. 3:9. Anders: zijn op [mij]; dat is, ik ben overladen vanwege al de weldaden, die God de Heere mij eertijds menigmaal gedaan heeft en nog dagelijks doet.

1Th 3.9
21) der verlossingen

Of des menigvuldigen heils. Alsof de profeet zeide: Ik zal den Heere openlijk danken vanwege al de verlossingen, die Hij mij gedaan heeft. Hij ziet op de wijze en gewoonte, die bij de dankoffers gehouden werd, als men na gedane offerande een heiligen maaltijd hield, in welken zij zich in den HEERE verheugden vanwege de ontvangen weldaden, Hem daarvoor dankende; en tot een teken van zulke vreugde en dankbaarheid, alsook van de broederlijke liefde en enigheid tussen degenen, die zulk een maaltijd genoten hadden, namen zij een beker met wijn en dronken allen daaruit. Zie 1 Kron. 16:2,3.

1Ch 16.2,3
22) Mijn geloften zal

Die ik gedaan heb toen ik in groot gevaar des doods was, Saul met zijne heirlegers mij steeds vervolgde.

23) in de tegenwoordigheid

Zie 1 Kron. 16:1,2,3.

1Ch 16.1,2,3
24) Kostelijk is

Dat is, God zal den dood zijner uitverkorenen niet gering achten of ongewroken laten. Zie Ps. 72:14.

Ps 72.14

25) gunstgenoten.

Zie de aantekening bij Ps. 4:4.

Ps 4.3
26) zekerlijk ik

Alsof hij zeide: Dewijl ik U zo getrouwelijk dien, zo wil toch steeds doen blijken dat mijn leven kostelijk is in uwe ogen.

27) een zoon Uwer

Zie Ps. 86:16.

Ps 86.16

28) mijn banden

Toen ik van Saul omring en genoegzaam besloten was in zijne handen en als gevangen.

29) losgemaakt.

Doordien Gij Saul deedt terugkeren, doordien hem de Filistijnen in het land gevallen waren; 1 Sam. 23:27.

1Sa 23.27
30) ene offerande van

Of, een lofoffer, gelijk Ps. 50:14.

Ps 50.14
31) Ik zal mijne

Zie de aantekening bij Ps. 116:14, en Ps. 61:6.

Ps 116.14 61.5
32) de voorhoven van

Versta hier de tent, in welke David de ark des verbonds gezet had. Zie 1 Kron. 16:1.

1Ch 16.1
Copyright information for DutKant