Psalms 118:25-26

37) geef nu heil;

De evangelisten houden de Hebr. woorden Hosia-na; #Matth.21:9,15, en Mark. 11:9,10.

Mt 21.9,15 Mr 11.9,10

38) geef nu voorspoed.

Te weten, den koning David en den Heere Christus, wiens voorbeeld hij is.

39) Gezegend zij hij,

Dat is, wij wensen hem Gods zegen; het is gelofelijk dat de priesters en het volk Gods deze gelukwensing den koning David gedaan hebben, als hij eerst de koninklijke regering heeft aangevangen; daarna heeft het volk dezelfde woorden; Christus toegeroepen, als Hij zijne inkomst binnen Jeruzalem gadaan heeft; Matth. 21:9.

Mt 21.9

40) in den Naam des

Dat is, met macht en gezag van den Heere; Luk. 19:38.

Lu 19.38

41) Wij zegenen ulieden

Dit schijnen te zijn de woorden der priesters, wiens ambt het was het volk te zegenen in het huis des Heeren; Num. 6:23; Deut. 10:8; 1 Kron. 23:13. Alsof zij zeiden: Wij van het huis des Heeren, dat is wij priesters, die ingesteld zijn tot opzieners in het huis des Heeren en wien het toekomt het volk des Heeren te zegenen, wij zegenen u, o koning David, en het volk dat bij u is. Zie Ps. 72:15.

Nu 6.23 De 10.8 1Ch 23.13 Ps 72.15

42) uit het huis des HEEREN.

Dat is, uit den tabernakel ten tijde van David; doch uit den tempel ten tijde van onze Heere Christus.

Copyright information for DutKant