Psalms 119:11

Proverbs 2:1

1) zoon!

Van Spreuk. 1:22 tot Spreuk. 2:1, heeft Salomo de woorden der wijsheid verhaald. Nu spreekt hij weder in zijn eigen persoon, gelijk dit kan afgenomen worden uit de vergelijking van Spreuk. 1:10,15.

Pr 1.22 2.1 1.10,15

2) weglegt;

Te weten, gelijk een schat en noodzakelijke waar. Zie Job 23:12, idem onder Spreuk. 2:7.

Job 23.12 Pr 2.7

Proverbs 2:7

10) bestendig

Of, een vasten staat. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk dat wezenlijk is, vast en bestendig. Versta hier, •f de ware wijsheid en vaste leer der waarheid, die gesteld wordt tegen de ijdele wetenschap dezer wereld, •f het eeuwige hemelse goed, hetwelk wordt gesteld tegen de lichtvergankelijke dingen dezer aarde. Zie van het Hebreeuwse woord breder Job 5:12, en vergelijk Ps. 37:3.

Job 5.12 Ps 37.3

11) Hij is een Schild

Te weten, de Heere. Zie Gen. 15:1. Anderen verstaan door dit schild de ware en vaste wijsheid en leer der zaligheid. Vergelijk Ps. 91:4.

Ge 15.1 Ps 91.4

12) oprechtelijk

Dat is, leven in ongeveinsde vroomheid. Zie ook 1 Kon. 9:4; Ps. 26:11, onder Spreuk. 10:9, en Spreuk. 20:7, en Spreuk. 28:6, enz.; idem zie Gen. 20:5.

1Ki 9.4 Ps 26.11 Pr 10.9 20.7 28.6 Ge 20.5

Proverbs 7:1

1) leg

Zie Job 23:12.

Job 23.12
Copyright information for DutKant