Psalms 12:6

13) aanblaast.

Dat is, dien de goddeloze meent zonder moeite, als met een geblaas, te verstuiven, [te weten, den vrome] dien zal Ik tegen des goddelozen dank, in vaste behoudenis stellen. Zie Ps. 10:5. Anders, dien hij [de goddeloze] strikken legt.

Ps 10.5

Jeremiah 6:29

84) De blaasbalg

De zin dezer woorden is dat al de arbeid, dien de goede profeten hebben aangewend om dit volk van het schuim der zonden te zuiveren, vergeefs geweest is. De gelijkenis is genomen van het reinigen der metalen.

85) vlijtiglijk

Hebreeuws, gesmolten, smeltende, om te louteren. Anders: tevergeefs heeft de smelter gesmolten.

86) afgetrokken zijn.

Dat is, van het schuim hunner boosheid niet hebben kunnen afgescheiden worde. Anders: de boosheden, boze dingen; dat is, al het kwaad; gelijk het Hebreeuwse woord [dat anders doorgaans de kwade betekent] ook genomen wordt Ps. 78:49; vergelijk onder Jer. 15:19, waar dezelfde gelijkenis gebruikt wordt, doch bij andere gelegenheid. Het zijn twee onderscheidene zaken, de bozen te zuiveren van hunne boosheid en de vromen te onderscheiden van de bozen.

Ps 78.49 Jer 15.19
Copyright information for DutKant