Psalms 120:5

8) [in] Mesech,

Dat is, onder een onheilig en goddeloos volk, gelijk de nakomelingen van Mesech en Kedar waren. Zie Gen. 10:2, en Gen. 25:13.

Ge 10.2 25.13

9) Kedars woon.

Kedar is geweest de zoon van Isma‰l, Gen. 25:13, wiens kinderen in het steenachtig Arabi‰ woonden en zich in tenten onthielden; Jes. 21:13,17.

Ge 25.13 Isa 21.13,17

Song of Solomon 1:5

21) Ik ben zwart,

Versta hier bij de zwartheid de uiterlijke mismaaktheid van den staat der kerk, die veroorzaakt wordt door de tirannen en vervolgingen; idem, vanwege de ketterijen, scheuringen en ergernissen, die haar overkomen. Zie Ps. 119:83; Klaagl. 4:8, en Klaagl. 5:10.

Ps 119.83 La 4.8 5.10

22) liefelijk

De gemeente van Christus is lieflijk, overmits zij gezuiverd is door het bloed en den geest van Christus, 1 Cor. 6:11; alzo dat zij te dien aanzien blinkt en schoon is als de duiven, Ps. 68:14. Zie ook Ps. 45:14,15, enz.

1Co 6.11 Ps 68.13 45.13,14

23) gij dochteren

Dat is, gij gelovige kinderen Gods. Jeruzalem, die daarboven is, is onze aller moeder, Gal. 4:26. Alzo worden ook de gewone kerken en Christenen hier dochters van Jeruzalem genoemd en maagden, 2 Cor. 11:2; Openb. 14:4. En Ps. 45:13,14, wordt de kerk genoemd de dochter van den Koning. Dusdanigen worden hier getroost en gesterkt tegen de ergernissen des kruises en de zwakheden, die het kruis in deze wereld vergezelschappen.

Ga 4.26 2Co 11.2 Re 14.4 Ps 45.12,13

24) gelijk de tenten

Versta hier bij de tenten Kedars de nakomelingen van Kedar, den tweeden zoon van Isma‰l, Gen. 25:13, die in tenten woonden, geen vaste woonplaats hebbende, maar zij zwermden om door Arabi‰ van de ene plaats tot de andere. Zie de aantekening Ps. 120:5,6. De kinderen Gods zijn ook naar de wereld en den uiterlijken schijn niet schoon of sierlijk, zij hebben hier ook geen blijvende plaats, maar zij verwachten het hemelse Jeruzalem.

Ge 25.13 Ps 120.5,6

25) gelijk de gordijnen

Alsof zij zeide: Ik ben wel als de tenten Kedars, maar ook zo schoon als de gordijnen van Salomo; [van welker schoonheid, zie Josefus in Antiq,lib. 8,cap. 2]; want de kinderen Gods zijn inwendig versierd met de gaven van den Heiligen Geest, gelijk zijn godzaligheid, liefde Gods en des naasten. Anders: gelijk de paviljoenen van Salomo, die van buiten [vanwege den regen, wind en der zonne brand] niet zeer schoon waren, maar van binnen waren zij treffelijk en schoon.

Isaiah 21:16

64) Nog binnen een jaar,

Of, of nog binnen het jaar; te weten van dien tijd te rekenen in welken dit gesproken wordt.

65) gelijk de jaren

Zie Jes. 16:14.

Isa 16.14

66) de heerlijkheid

Of, eer. Zie Job 16:9.

Job 16.9

67) van Kedar

Dat is, der Kedarenen. Kedar was een zoon van Isma‰l, Gen. 25, betekenende somtijds het gehele steenachtige Arabi‰; Ps. 120:5.

Ps 120.5

Jeremiah 49:28

99) Tegen

Of, van.

100) Kedar,

Vermeld boven Jer. 2:10; zie aldaar.

Jer 2.10

101) Hazor,

Hebreeuws, Chatsor; zie Jos. 11:10,11, en Jos. 15:23,25, en Jos. 19:36; 1 Kon. 9:15; 2 Kon. 15:29; uit vergelijking van welke plaatsen blijkt dat er verscheidene steden van dezen naam geweest zijn, zo in het noorden als in het zuiden van Kana„n, doch hier verstaan sommigen, dat gemeend worden de omstreken in woest Arabi‰, waarheen de Hazorieten zich begeven hebben nadat Jozua die stad verbrand, en ook naderhand Barak Jabin verslagen had. Hetwelk met de bijvoeging van Kedar en de kinderen van het Oosten niet kwalijk overeenkomt; vergelijk boven Jer. 25:24.

Jos 11.10,11 15.23,25 19.36 1Ki 9.15 2Ki 15.29 Jer 25.24

102) sloeg,

Gelijk boven Jer. 46:2.

Jer 46.2

103) oosten.

Zie Richt. 6:3.

Jud 6.3

Ezekiel 27:21

69) Arabie

Dat is, de Arabieren.

70) Kedar

Zie Gen. 25:13; Jer. 2:10.

Ge 25.13 Jer 2.10

71) hand;

Zie boven Ezech. 27:15.

Eze 27.15
Copyright information for DutKant