Psalms 127:2
4) Het is tevergeefs Te weten, hetzij dat gij den zegen des Heeren hebt. 5) vroeg opstaat, laat Te weten, om te arbeiden. 6) opblijft, Hebr. zit; te weten om met arbeiden den kost te winnen. 7) eet brood der smarten; Dat is, zuur brood, brood met veel zorg en moeite verkregen. Zie de aantekening 1 Kon. 22:27. Anders, brood der bekommeringen. 1Ki 22.27 8) Hij het Te weten, God. 9) zijnen beminden Het schijnt dat David hier inzonderheid op Salomo ziet, die 2 Sam. 12:25 genoemd wordt Jedid Jah; dat is, beminde des Heeren. 2Sa 12.25 10) [als] [in] den Anders: geeft Hij zijnen beminden den slaap. Alsof hij zeide: Al het woelen en zorgen zal den mens niet helpen zo hem de HEERE niet zegent; maar dien Hij bemint en zegent, die zal genoeg hebben en met gerustheid gaan slapen, zichzelven en de zijnen, na gedanen arbeid, God den Heere bevelende.
Copyright information for
DutKant