Psalms 13:3

5) voornemen

Overdenkende, hoe ik de handen mijner vervolgers zal mogen ontgaan. Hebr. zetten.

6) bij dag?

Wanneer het licht en het gewoel van mensen en allerlei voortkomende dingen de bekommernis en droefheid plegen te verbreken, of te verdrijven, blijft ik evenwel in zorg en bekommernis van verrast en overvallen te worden van Saul en de zijnen.

Psalms 76:5

8) roofbergen.

Hierdoor verstaan sommigen de machtige koningen en koninkrijken [bij bergen somtijds in de Schriftuur vergeleken], die gewoon zijn zowel elkander als Gods volk tezamen, gelijk wilde dieren, te roven. Anders: Gij zijt doorluchtig en heerlijk van, of vanwege de roofbergen; dat is, Gij hebt ere ingelegd en uw heerlijke macht betoond op de bergen; vanwaar de vijanden [gelijk wilde beesten] ons meenden te roven en te verscheuren, daar hebt Gij hen verdaan en hen ons tot een roof gegeven, gelijk in het volgende verklaard wordt.

Daniel 12:2

7) velen van die,

Dat is, de veelheid, of allen, gedeeld in twee hopen, zijnde in beide hopen velen, gelijk in het volgende verklaard wordt. Dit moet men verstaan van de algemene opstanding der doden ten jongsten dage.

8) in het stof der aarde

Hebreeuws, in den aardbodem des stofs.

9) slapen,

Te weten den slaap des doods. Zie 1 Thess. 4:14,16.

1Th 4.14,16

10) afgrijzing.

Of, walging, of verfoeiing. Zie de aantekening Jes. 66:24.

Isa 66.24

John 11:11

1 Thessalonians 4:13-15

25) die ontslapen

Dat is, gestorven of gerust zijn, gelijk Joh. 11:11, enz.

Joh 11.11

26) gelijk

Hiermede toont de apostel dat hij niet alle droefheid over de gestorvenen verbiedt, die ook Christus zelf over Lazarus, Joh. 11:35; de gemeente over Stefanus, Hand. 8:2; en Paulus over Epafroditus, als hij dodelijk krank was,

Joh 11.35 Ac 8.2

Filipp. 2:27, bewezen hebben; maar hij spreekt hier alleen van de onmatige en heidense droefheid.

Php 2.27

27) die gene

Namelijk der zalige opstanding, waarvan hij in de volgende verzen spreekt. Want hoewel de heidenen aan de onsterfelijkheid der zielen geloofden, nochtans hebben zijn nooit de opstanding der lichamen en wedervereniging met hunne zielen kunnen begrijpen of geloven. Zie Hand. 17:32, en Hand. 26:23, enz.

Ac 17.32 26.23
28) in

Of, door Jezus, dat is, door de kracht van Jezus, den rechter der levenden en doden; Joh. 5:21, enz.

Joh 5.21

29) [weder]

Namelijk in het leven en in heerlijkheid, wanneer Hij hen uit de graven zal opgewekt en met hunne zielen zal verenigd hebben.

30) met

Namelijk als Hij zal verschijnen uit den hemel ten laatsten dage, in het oordeel.

31) door

Gr. in het woord des Heeren; waardoor sommigen verstaan de beloften van Christus, Matth. 24:31; Joh. 5:28; daar bijna dergelijke woorden staan. Anderen een bijzondere en nadere openbaring van Christus hiervan aan Paulus geschied, gelijk Hij betuigt 1 Cor. 15:51

Mt 24.31 Joh 5.28 1Co 15.51

32) wij, die

Namelijk gelovigen mensen, stellende zichzelven ook daaronder, om de onzekerheid van den dag van Christus' toekomst. Zie hiervan verder 1 Cor. 15:51.

1Co 15.51

33) voorkomen

Namelijk om van Christus verheerlijkt te worden.

2 Peter 3:4

11) zeggen: Waar

Namelijk spottenderwijze.

12) is de belofte

Dat is, blijft de vervulling dezer belofte en voorzegging? Dit vragen is zoveel als ontkennen.

13) Zijner toekomst?

Namelijk om te oordelen de levenden en de doden en de wereld te vernieuwen.

14) de vaders

Dat is, de voorouders.

15) ontslapen zijn,

Dat is, gestorven. Zie Matth. 9:24; 1 Cor. 11:30; 1 Thess. 4:13. Dit woord schijnen zijn ook spottenderwijze te gebruiken, alsof het wel tijd ware dat de vaders uit den slaap zouden opgewekt worden, zo er een opstanding der doden en een laatste oordeel zou zijn.

Mt 9.24 1Co 11.30 1Th 4.13

16) alzo [gelijk]

Of alzo gelijk het van het begin der schepping aan geweest is. Dit is hun rede, die zij stellen tegen de zekerheid der voorzeggingen van het laatste oordeel en voleinding der wereld, dewijl men ziet dat nu zo lange jaren, nadat de voorzeggingen geschied zijn, men geen vervulling derzelve verneemt; maar dat alles blijft gelijk het altijd geweest is, dat het dan niet gelofelijk is, dat deze immermeer zullen vervuld worden.

Copyright information for DutKant