Psalms 135:4

6) Jakob verkoren,

Te weten, Jakob en zijne nakomelingen. Zie Exod. 19:5.

Ex 19.5

7) Isra‰l tot

Isra‰l en zijn nakomelingen.

Titus 2:14

42) gegeven heeft,

Namelijk in den dood.

43) opdat Hij ons

Dat is, niet alleen om ons met God te verzoenen door een volkomen betaling voor onze zonden door Zijn bloed, Ef. 1:7; 1 Petr. 1:18; 1 Joh. 1:7; Openb. 5:9; maar ook om ons door Zijn Geest der wedergeboorte te verlossen van de heerschappij der zonde en ongerechtigheid; Rom. 6:3, enz; Gal. 5:24; Col. 2:11,12; 1 Petr. 4:1,2.

Eph 1.7 1Pe 1.18 1Jo 1.7 Re 5.9 Ro 6.3 Ga 5.24 Col 2.11,12 1Pe 4.1,2

44) een eigen volk

Grieks, periousion, met welk woord de Griekse overzetters des Ouden Testaments het Hebr. woord Segullah, Exod. 19:5, verklaren en eigenlijk betekent dat als wat bijzonders, uitnemend, en kostelijk weggelegd wordt om te bewaren.

Ex 19.5

45) reinigen,

Namelijk door Zijn Geest, waardoor, als door rein water, de gelovigen van de vuiligheden der zonden gereinigd en tot een volk Gods afgezonderd worden. Zie Ezech. 36:25,26.

Eze 36.25,26

1 Peter 2:9

23) gij zijt

Namelijk die Christus met waar geloof hebt aangenomen.

24) een uitverkoren

Dat is, u komen al deze voorrechten en eretitels metterdaad toe, die het ganse volk van Isra‰l doorgaans en inzonderheid Exod. 19:5,6; Deut. 26:18,19, ten opzichte van het uiterlijk verbond worden gegeven; zie ook Mal. 3:16,17, Rom. 9:8.

Ex 19.5,6 De 26.18,19 Mal 3.16,17 Ro 9.8

25) een koninklijk priesterdom,

Dat is, koningen en priesters, gelijk Johannes spreekt Openb. 1:6. Mozes zegt Exod. 19:6, een priesterlijk koninkrijk. Doch de apostel volgt de Griekse overzetting, dewijl het ‚‚n zin heeft.

Re 1.6 Ex 19.6

26) een verkregen volk;

Grieks een volk tot verkrijging; dat is, dat God Zichzelf door Zijn bloed tot een eigendom heeft verkregen; Hand. 20:28.

Ac 20.28

27) de deugden Desgenen,

Dat is, de eigenschappen, namelijk de wijsheid, mogendheid, rechtvaardigheid, genade en barmhartigheid van God.

28) uit de duisternis

Namelijk van de onwetendheid en natuurlijke boosheid.

29) wonderbaar licht;

Dat is, tot heiligheid en ware kennis van God. Zie Hand. 26:18.

Ac 26.18
Copyright information for DutKant