Psalms 146:4

2) Zijn

Te weten, van des mensen kind, of van den prins.

3) geest gaat uit,

Dat is, zijne ziel. Het is een omschrijving van den dood. Zie de aantekening bij Gen. 35:18.

Ge 35.18

4) hij keert wederom

Te weten, de mens, welverstaande zoveel het lichaam aangaat.

5) tot zijn aarde;

Dat is, tot de aarde, waar hij van gemaakt is; Gen. 2:7, en Gen. 3:19; Pred. 12:7.

Ge 2.7 3.19 Ec 12.7

6) vergaan zijn

En dienvolgens ook het vertrouwen, dat gij op hem gesteld hadt.

7) aanslagen.

Dat is, voornemens.

Ecclesiastes 12:7

36) het stof wederom

Dat is het lichaam, hetwelk in de beginne van aarde genomen en gemaakt is; Gen. 3:19. Zie Job 7:5.

Ge 3.19 Job 7.5

37) de geest weder

Dat is de ziel. Zie Num. 16:22, en Num. 27:16.

Nu 16.22 27.16

38) tot God keert,

Te weten in de hemel, verstaande dat Salomo hier het volk Gods alleen aanspreekt. Sommigen verstaan het van de zielen, zowel der ongelovigen als der gelovigen, die beide van God als rechter, terstond als de mens sterft, gewezen worden elk aan hunne plaats: de gelovige ten hemel, de ongelovige ter hel. Verg. Luk. 16:22.

Lu 16.22

39) Die hem gegeven heeft

Zie Gen. 2. 7.

Ge 2.7
Copyright information for DutKant