Psalms 147:9
15) zijn voeder Hebr. zijn brood. 16) jonge raven, Hebr. de zonen der raaf. Zie de aantekening bij Job 39:3. Job 38.41Matthew 14:15
15) de tijd is nu voorbijgegaan; Grieks, de ure; namelijk van eten, of voedsel te nemen, of des daags, om het volk niet langer op te houden.Mark 6:36
32) dorpen en vlekken, Grieks, velden; dit is, landhuizen of dorpen.
Copyright information for
DutKant