Psalms 16:5-6

11) deel

Twee gelijkenissen worden hier gebruikt: de ene genomen van erven, die met snoeren gemeten en bij het lof werden uitgedeeld, zie Deut. 3:4, en Deut. 32:9; Joz. 13: enz.; de andere van de huisvader elken huisgenoot zijn beker drank toedeelde. Verg. Ps. 11:6.

De 3.4 32.9 Ps 11.6

12) onderhoudt

Dat is, bewaart, of houdt in zekere bewaring voor mij. Verg. 2 Tim. 4:8; 1 Petr. 1:4,5.

2Ti 4.8 1Pe 1.4,5
13) een schone

Hebr. de erfenis is schoon geworden aan, of over mij.

Micah 2:5

22) Daarom zult

Om de voorgemelde zonden, of omdat uw land al aan vreemden is overgegeven, zodat gij daarvan verstoken zijt, en geen Jozua u weer opnieuw het land bij loting zal uitdelen. Sommigen duiden het geestelijk op de verwerping uit Gods kerk, welker gemeenschap, door de uitdeling van het land Kana„n, bij loting en door snoeren was afgedeeld.

23) gij niemand hebben

Aanspraak aan een ieder in het bijzonder van die goddeloze geweldenaars, wie het wee is aangezegd, Micha 2:1.

Mic 2.1

24) in het lot

Of, door het lot; dat is, die het lot werpt over uw deel; want daar zal niets voor u onder Gods volk ten beste zijn, geen plaats noch deel.

Copyright information for DutKant