Psalms 18:8

Ezekiel 1:13

57) brandende kolen des vuurs,

Welke niet alleen den profeet toonden dat hier wat goddelijks geschiedde en dat deze dieren geen eigenlijke dieren maar engelen Gods waren, dan ook betekenden den brand der goddelijke wraak, waarvan deze engelen snel en verschrikkelijke uitvoerders zouden wezen; vergelijk Ps. 18:9, en Ps. 140:11, alwaar brandende kolen Gods straffen betekenen.

Ps 18.8 140.10

58) fakkelen;

Vergelijk Dan. 10:6.

Da 10.6

59) ging steeds tussen die dieren;

Of, deed zichzelven gaan; dat is, ging voort en voort, met steeds nieuwe vlammen vuur uit te schieten. Waarmede kan verstaan worden de gedurige beweging der engelen om Gods toorn uit te richten, mitsgaders het gestadige voornemen Gods, genegen om de boosheid der Joden te straffen.

60) een glans,

Betekenende de zuiverheid van Gods gerechtigheid, die in zijne oordelen klaarlijk blijkt.

61) bliksem voort.

Versta hierdoor, eensdeels de vreeslijke verschrikkingen, die uit de rechtvaardige straffen Gods over de mensen vallen; anderdeels de onbegrijpelijke snelheid, die de engelen gebruiken in het uitvoeren van die straffen. Vergelijk Matth. 24:27.

Mt 24.27
Copyright information for DutKant