Psalms 18:8

Psalms 140:10

16) het hoofd

Versta hier, een bozen man, die de voornaamste geweest is onder Davids vijanden, hetzij Saul of een ander. Anders: den hoofden; dat is, de voornaamsten en oversten onder de vijanden, in het getal van velen, gelijk Ps. 140:11; of den hoop. Verg. Job 1:17. Anders: het vergif. Zie boven Ps. 140:4.

Ps 140.10 Job 1.17 Ps 140.3

17) de overlast

Te weten, de overlast, of de moeite die het voorzeide hoofd, met degenen die mij omringen, mij met hun kwade tongen aandoen.

Copyright information for DutKant