Psalms 19:3

4) De dag

Dat is, elke dag, en nacht, steeds op elkander volgende, de een aan den ander.

5) stort

Dat is, het is of zij ons steeds toespraken en leerden, gelijk de fonteinen of springaders steeds overvloediglijk water uitgeven of uitborrelen, waarvan het Hebr. woord eigenlijk verstaan wordt; zie Spreuk. 18:4; Pred. 12:6; Jes. 49:10.

Pr 18.4 Ec 12.6 Isa 49.10

Psalms 147:15

22) Zijn bevel

Hebr. zijne rede, of zijn zeggen, zijn woord; dat is, zijn bevel. Versta hier die heimelijk en inwendige kracht, die God aan de aarde en bomen geeft om vruchten voort te brengen, elken boom en gewas naar zijnen aard.

23) Zijn woord loopt

Zo haast als God bevel of woord uitgaat, straks gehoorzamen Hem alle schepselen der wereld.

Copyright information for DutKant