Psalms 23:2

1) nederliggen

Verg. Ezech. 34:15.

Eze 34.15

2) grazige

Hebr. weiden van gras, of grasscheukens. Anders, in grazige kooien, of hutten, dat is, die rondom omgeven zijn met groene grazige weiden.

3) zachtkens

Gelijk Exod. 15:13, en Ps. 31:4.

Ex 15.13 Ps 31.3

4) stille

Hebr. wateren der stilte, dat is, die zeer zacht en stil zijn lopende, tot watering der beesten zeer bekwaam.

Psalms 23:5

10) tafel

Zie Spreuk. 9:2, enz.

Pr 9.2

11) tegenover

Dat zij het tot hun spijt moeten aanzien en lijden. Zie Ps. 112:10.

Ps 112.10

12) maakt,

Dat is, Gij zalft mijn hoofd overvloedloediglijk, zodat het als vet en vloeiende is van olie.

13) olie,

Versta, welriekende olie of balsem. Zie Ruth 3:3, en Spreuk. 21:17. De zin is: Gij vervrolijkt mij uitermate zeer. Verg. Ps. 45:8, en Ps. 133:2; Pred. 9:8; Jes. 61:3.

Ru 3.3 Pr 21.17 Ps 45.7 133.2 Ec 9.8 Isa 61.3

14) beker

Zie Ps. 11:6.

Ps 11.6
Copyright information for DutKant