Psalms 24:1

1) volheid,

Te weten, alle schepselen, waarmede de Heere de aarde vervuld heeft. Dat Hij dan uit dit alles, hetwelk Hem door het recht der schepping toekomt, zijn volk tot een bijzonder eigendom voor zich verkiest en op zijn berg huisvest, is zijn bijzonder genade. Verg. Exod. 19:5; Deut. 10:14,15.

Ex 19.5 De 10.14,15

Isaiah 6:3

10) de een riep

Hebreeuws, deze riep tot dezen.

11) De ganse aarde

Hebreeuws, de volheid der ganse aarde [is] zijne eer of heerlijkheid; dat is, al de werken des Heeren, die in den gansen aardbodem zijn, geven getuigenis en zijn een bewijs zijner heerlijkheid; Ps. 24:1; Rom. 1:20.

Ps 24.1 Ro 1.20

Ezekiel 32:15

38) woest zijn geworden,

Dat is, ontbloot van alles, waarmede het van God tevoren vervuld en versierd was. Vergelijk boven Ezech. 19:7.

Eze 19.7
Copyright information for DutKant