Psalms 24:1

1) volheid,

Te weten, alle schepselen, waarmede de Heere de aarde vervuld heeft. Dat Hij dan uit dit alles, hetwelk Hem door het recht der schepping toekomt, zijn volk tot een bijzonder eigendom voor zich verkiest en op zijn berg huisvest, is zijn bijzonder genade. Verg. Exod. 19:5; Deut. 10:14,15.

Ex 19.5 De 10.14,15

Romans 1:20

47) onzienlijke dingen worden

Dat is, goddelijke eigenschappen.

48) schepselen verstaan

Grieks maakselen, of gemaakte dingen.

49) Zijn eeuwige kracht

Waardoor verstaan wordt de eigenschap Gods, waardoor alle dingen zijn geschapen en hun begin hebben, welke daarom, gelijk ook Zijn wezen, eeuwig moet zijn, omdat zij voor alle dingen is en ene oorzaak van alles.

50) Goddelijkheid,

Hierdoor verstaat hij de andere eigenschappen der majesteit Gods, welker voetstappen en beeltenissen in Gods schepselen blijkbaar zijn, als Zijne goedheid, wijsheid, gerechtigheid, enz.

51) niet te verontschuldigen zouden zijn.

Grieks onverontschuldigd, of alzo dat zij niet te verontschuldigen zijn; namelijk voor Gods rechtvaardig oordeel, alsof zij niet geweten hadden wat zij schuldig waren te doen.

Copyright information for DutKant