Psalms 24:2

2) op de

Of, aan de zee‰n, en zo in het volggende, aan de rivieren.

3) zee‰n

Dat is, wateren. Zie Gen. 1:10. Dat wateren on der de aarde zijn, is bekend en blijkt Exod. 20:4, doch men kan dit alzo verstaan, dat God de aarde, of het droge, heeft doen uitsteken boven de wateren, die tevoren de aarde bedekten, en heeft ze voorts gegrondvest en als bebolwerkt, met, aan en op de wateren, die Hij [niettegenstaande dat zij vochtig en vloeiende, van nature onvast en daartoe ondienstig zouden zijn] maakt tot een zeer vast fondament des aardbodems, gelijk Hij het licht uit de duisternis voortbrengt; houdende alzo door zijne kracht water en aarde in hun verordineerde plaatsen. Zie verder Ps. 104:5,6,7,8, en Ps. 136:6, en verg. Job 26:7, en Job 38:4,6; Micha 6:2.

Ge 1.10 Ex 20.4 Ps 104.5,6,7,8 136.6 Job 26.7 38.4,6 Mic 6.2

Psalms 104:5

9) heeft de aarde

De profeet wil hier zeggen dat het aardrijk zo vast van den Heere gegrond is, alsof het op een vasten en sterken bodem, fondament of steunsel stond. Zie de aantekening bij Ps. 24:2, en Job 26:7.

Ps 24.2 Job 26.7

Psalms 136:6

6) op het water

Of, boven aan, of nevens de wateren. Zie Job 26:7, en Ps. 24:2.

Job 26.7 Ps 24.2
Copyright information for DutKant