Psalms 24:4

6) rein

Dat is, vreemd van stelen, roven, doodslaan, overspel, enz. Verg. Gen. 20:5.

Ge 20.5

7) zuiver

Dat is, oprecht, ongeveinsd, in zijn gansen godsdienst.

8) niet opheft

Dat is, die zijne ziel niet begeeft tot ijdelheid of valsheid; of die geen begeerte noch verlangen heeft naar ijdelheid. Zie dezelfde manier van spreken Deut. 24:15; Jer. 22:27, en Jer. 44:14, en verg. Ezech. 24:25; Hos. 4:8. Anders, die mijne ziel; [dat is, mij, mijn heiligen naam] niet ijdellijk opneemt; dat is, in den mond neemt. Aldus zouden dit Gods eigen woorden zijn, van David hier ingevoegd tot meerderen nadruk.

De 24.15 Jer 22.27 44.14 Eze 24.25 Ho 4.8

9) bedriegelijk

Hebr. tot, in, of met bedrog; dat is, om te bedriegen, niet denkende in zijn hart hetgeen hij zweert met den mond.

Copyright information for DutKant