Psalms 27:1
1) licht Dat is, de auteur van mijn voorspoed, van mijn troost, van mijne vreugde en van mijne behoudenis. Zie van zulke betekenis van het woord licht, Job 18:5,6, gelijk integendeel allerlei tegenspoed door duisternis wordt betekend. Zie Gen. 15:12. Job 18.5,6 Ge 15.12 2) levens Die mij door zijn goddelijke kracht of sterkte in het leven houdt en bewaart. Verg. boven, Ps. 21:5, en Deut. 30:20. Ps 21.4 De 30.20Psalms 44:3
4) henlieden Te weten, onze voorvaders. 5) geplaagd Hebr. kwaad gedaan; dat is, in het verderf gebracht, allerlei plagen aangedaan. 6) voorschieten Als een wijnstok wijd en zijd uit gebreid. Zie Ps. 80. 9,10, enz. Ps 80.8,9
Copyright information for
DutKant