Psalms 31:11

14) vervallen

Als wanneer iemand door onvermogen en zwakheid struikelt en daarheen valt. Verg. Ps. 109:24, en zie het tegendeel Ps. 105:37.

Ps 109.24 105.37

15) ongerechtigheid,

Dat is, straf mijner ongerechtigheid. Zie Gen. 4:13, en Gen. 19:15, en verg. Num. 14:33; Jer. 51:6.

Ge 4.13 19.15 Nu 14.33 Jer 51.6

Psalms 71:6

9) uithelper;

Of, uittrekker. Anders, uit mijner moeders ingewand hebt Gij mij getogen. Verg. Ps. 22:10,11.

Ps 22.9,10

10) mijn lof

Dat is, ik ben [of zal zijn] steeds bezig met U te loven en te prijzen, waartoe Gij mij van den beginne mijns levens oorzaak hebt gegeven.

Psalms 71:11

17) jaagt

Verg. 2 Sam. 17:1,2.

2Sa 17.1,2

18) verlosser.

Niemand, die hem nu kan verlossen uit onze hand.

Isaiah 20:3

11) wandelt,

Of, gewandeld heeft. Sommigen nemen dit als een profetisch gezicht, anderen dat het inderdaad alzo geschied is.

12) drie jaren,

Dat is, om aan te wijzen hetgeen over of na drie jaren Egypte en Morenland zal overkomen; of om aan te wijzen dat de ellende, die Egypte en Morenland zal treffen, drie jaren duren zal.

13) [tot] een teken

Anders: een teken en wonder is over, enz.

Ezekiel 12:6

19) Voor hun ogen

Zie boven Ezech. 12:3.

Eze 12.3

20) uw aangezicht zult gij bedekken,

Dit betekent dat de koning Zedekia zo snellijk en verslagen zou vluchten om de handen der Chalde‰n te ontkomen, dat hij het land door hetwelk hij vluchtte, kwalijk zou zien. Daarna dat Zedekia zijn gezicht benomen zou worden door de verblinding zijner ogen, alzo dat hij het land van Babel niet zou zien. Zie de vervulling, 2 Kon. 25:7; Jer. 39:7, en Jer. 52:11. Ook is bedekking van het aangezicht een teken geweest van schande en droefheid, die men alrede heeft, en van zwarigheid, die te verwachten is. Vergelijk 2 Sam. 15:30; Esth. 7:8; Jer. 14:3.

2Ki 25.7 Jer 39.7 52.11 2Sa 15.30 Es 7.8 Jer 14.3

21) wonderteken gegeven.

Te weten om te betekenen wat toekomende was, namelijk de ondergang van den koning Zedekia en van de stad Jeruzalem. Alzo onder Ezech. 12:11, Ezech. 24:24. Vergelijk Ps. 71:7, met de aantekening.

Eze 12.11 24.24 Ps 71.7

Ezekiel 12:11

29) wonderteken;

Zie boven Ezech. 12:6.

Eze 12.6

30) gedaan heb,

Te weten met dit gereedschap aldus te dragen om te verhuizen.

31) hun gedaan worden;

Namelijk den koning van Juda en zijn volk.

32) wegvoering

Of vertrekking.

33) heengaan.

Te weten naar Babel. Zie de vervulling hiervan 2 Kon. 35.

Copyright information for DutKant