Psalms 34:19
26) gebrokenen Die, allen hoogmoed afleggende, zich voor den Heere vernederen met hartelijke bekommernissen over hunne zonden en begeerte van genade. Verg. Ps. 51:19, en Ps. 147: 3; Jes. 42:3, en Jes. 57:15, en Jes. 61:1, en Jes. 66:2; Luk. 4:18, en Luk. 7:38; Hand. 2:37. Ps 51.17 147.3 Isa 42.3 57.15 61.1 66.2 Lu 4.18 7.38 Ac 2.37 27) verslagenen Of, gekneusden, verbrijzelden.Psalms 41:2
Psalms 55:22
44) mond Dat is, de woorden zijns monds; waarom ook het bijgevoegde Hebr. woord in het getal van velen staat, zijn gladder. 45) dan boter, Of, dan of zij boterig, of geboterd waren. Anders: zij maken hunnen mond glad, of zij verzachten hunnen mond [als] boter. 46) krijg; Dat is, vol van krijg of strijd, zij hebben niets dan enkel strijd in den zin, tegen mij. 47) blote Hebr. geopende, uitgetogene; dat is, zij zijn dodelijk wondende, zij zoeken mij daardoor in het verderf te brengen, Verg. Spreuk. 12:18, en Ps. 57:5. Pr 12.18 Ps 57.4
Copyright information for
DutKant