Psalms 35:26

40) bekleed

Zie Job 8:22.

Job 8.22

41) grootmaken.

Zichzelven zoeken groot te maken met mijn verdrukking en ondergang, of die zich zo trots en stout tegen mij gedragen, snoevende met woorden en werken. Zie deze manier van spreken, Jer. 48:26,42; Ezech. 35:13; Obadja. 12: Ps. 38:17, en Ps. 55:13, en verder Job 19:5, met de aantekening.

Jer 48.26,42 Eze 35.13 Ps 38.16 55.12 Job 19.5

Psalms 109:29

47) met schande bekleed

Zie de aantekening bij Job 8:22.

Job 8.22

48) hun beschaamdheid

Te weten, die zij zichzelven met hunne boosheid op den hals gehaald hebben.

Ezekiel 7:27

94) met verwoesting bekleed zijn,

Dat is gans zeer vervuld zijn met ontzetting, verbaasdheid en wanhoop. Zie gelijke manier van spreken Job 8;22, en in de aantekening. Hebreeuws, de vorst zal bekleed zijn, enz.

95) het volk des lands

Dat is, van het gemene volk. Alzo Jer. 44:21; Hag. 2:5.

Jer 44.21 Hag 2.4

96) beroerd zijn;

Dat is, door beroering en ontzetting des harten gans onbekwaam zijn om iets tot afkering des vijands uit te richten. Vergelijk 2 Sam. 4:1, en de aantekening.

2Sa 4.1

97) naar hun weg,

Dat is, naar de verdiensten hunner werken.

98) met hun rechten zal Ik ze richten;

Dat is, met de straffen, die zij verdiend hebben. Recht voor straf. Zie 2 Kron. 20:12, of naar de wijze, alzo zij verdienen. Recht voor wijze. Zie Gen. 40:13.

2Ch 20.12 Ge 40.13

Ezekiel 26:16

40) zee zullen

Die aan de zee wonen, met u gehandeld en op u gesteund hebben; vergelijk onder Ezech. 27:35.

Eze 27.35

41) afdalen van hun tronen,

Tot een teken van ontzetting en rouw, idem, vrees voor hun eigen staat, door uw voorbeeld.

42) gestikte klederen

Of, geborduurde. Hebreeuws, hun stiksels, of borduursels.

Copyright information for DutKant