Psalms 37:11

18) zachtmoedigen

Zie Ps. 10:15.

Ps 10.15

19) groten

Hebr. grootheid, of, veelheid van vrede; dat is, grote welvaart, veelvoudige welstand, voornamelijk in het geestelijke. Verg. Jes. 48:18. en zie Gen. 37:14.

Isa 48.18 Ge 37.14

Psalms 37:18

31) De HEERE

Verg. Ps. 1:6.

Ps 1.6

32) dager der

Dat is, den staat huns levens, hoe zij hun tijd doorbrengen, in kruis, vroomheid en geduld. Verg. Ps. 31:16.

Ps 31.15

33) oprechten

Zie Gen. 6:9. alzo onder Ps. 37:37.

Ge 6.9 Ps 37.37

34) blijven

Hebr. zijn; alzo Jer. 17:8; Jer. 27:22; Jer. 32:5. Dan. 1:21; enz.

Jer 17.8 27.22 32.5 Da 1.21

Psalms 37:27

46) woon

Zie op Ps. 37:3.

Ps 37.3

Proverbs 2:8

13) de paden

Dat is, steeds het voorschrift van Gods Woord volgen, hetwelk hen onderwees wat zij geloven en hoe zij leven moeten. Vergelijk Gen. 18:19. Deze paden worden ook genaamd de paden der oprechtheid, onder Spreuk. 2:13, de paden des levens, onder Spreuk. 2:19, de weg der goeden en de paden der rechtvaardigen, onder Spreuk. 2:20, de weg der wijsheid en de sporen der oprechtheid, onder Spreuk. 4:11, enz. Zie breder 1 Kon. 8:36.

Ge 18.19 Pr 2.13,19,20 4.11 1Ki 8.36

14) gunstgenoten

Zie van de betekenis van het Hebreeuwse woord 2 Kron. 6:41; Ps. 4:4.

2Ch 6.41 Ps 4.3

15) bewaren.

Vergelijk Ps. 1:6.

Ps 1.6

Proverbs 3:2

2) dagen,

Dat is, een groten ouderdom en een veeljarig leven; alzo Deut. 30:20; Job 12:12; Ps. 21:5, en Ps. 91:16; onder Spreuk. 3:16, en Spreuk. 4:10, en Spreuk. 9:11.

De 30.20 Job 12.12 Ps 21.4 91.16 Pr 3.16 4.10 9.11

3) leven,

Dat is, welstand naar ziel en lichaam. Zie Gen. 37:14.

Ge 37.14

4) vermeerderen.

Alzo onder Spreuk. 9:11. Hebreeuws eigenlijk, toedoen, hetwelk hier zoveel is als vermenigvuldigen.

Pr 9.11
Copyright information for DutKant