Psalms 37:2

3) groene

Hebr. de groente van het jonge gras.

4) afvallen

Of, verwelken, gelijk de afvallende bladeren; gelijk Ps. 1:3. zie aldaar.

Ps 1.3

Psalms 37:35

56) geweldbedrijvenden

Of, verschrikkelijke tiran.

57) goddeloze

Hoedanig geweest zijn, Saul, Do‰g, Absalom, Achitofel, enz.

58) uitbreidde

Of, zich ontdoende. Hebr. eigenlijk, zich ontblotende; omdat de stam, die tevoren, [als de takken klein en dicht aan elkander rondom het bovenste van den stam waren] als bedekt was, daarna, als de takken groot worden en zich uitbreiden, ontbloot wordt.

59) inlandse

Of, zelfs gewassen, die niet elders gebracht en overgeplant is, maar uit zijn eigen natuurlijken grond is opgekomen, daarop staande gebleven, en gemeenlijk langer duurt en beter groeit dan een die verplant is. Het Hebr. woord betekent ook een inboorling, gesteld tegen een vreemdeling, Exod. 12:19. Lev. 16:29. sommigen verstaan hier een laurierboom, anderen een cederboom, doch de eigen betekent van het woord is in den tekst gevolgd.

Ex 12.19 Le 16.29
Copyright information for DutKant