Psalms 37:20

36) kostelijkste

dat is, het vette, dat men houdt voor het beste en kostelijkste, en naar de wet Gods in de offeranden met vuur moest verteerd worden, waarop de profeet in deze gelijkenis schijnt te zien. Zie Lev. 3:10,11,14,15,16. Of, de kostelijkste lammeren. Hebr. de kostelijkste der lammeren. Anders, het kostelijkste der velden, of weiden; omdat hHet Hebr. woord elders alzo ook genomen wordt.

Le 3.10,11,14,15,16

Psalms 69:26

37) paleis

Of, burg, kasteel, slot, heerlijke magnifieke bouwwerken.

Psalms 69:33

48) zachtmoedigen,

Zie Ps. 10:17, en Ps. 22:27.

Ps 10.17 22.26

Isaiah 16:4

18) Laat

Dit spreekt God de Heere.

19) mijn verdrevenen

Dat is, die mij toebehoren, alhoewel Ik hen, om hunner zonden wil, nu een geruimen tijd dapperlijk gekastijd heb. Aangaande de manier van spreken, zie Ps. 37:22.

Ps 37.22

20) onder u

Hebreeuws, in u; dat is, bij u, in het Moabietische land.

21) wees gij hun

Dat is, oefent medelijden en barmhartigheid over de Isra‰lieten, laat hen herberg bij u vinden.

22) des verstoorders;

Dat is, van den Assyri‰r, die de Joden en andere nati‰n zeer vervolgd en jammerlijk geplaagd heeft.

23) heeft een einde,

Of, zal haast een einde hebben, en zo in het volgende. Alsof de Heere zeide: Gij, Moabieten, behoort u beleefd jegens mijn volk te gedragen, want het zal niet altoos onderdrukt worden van zijne vijanden; Ik zal het eindelijk redden en het koninkrijk van Juda alzo herstellen, dat het gelegenheid en macht zal hebben om ulieden te vergelden de weldaden, die zij van uwe hand ontvangen zullen; daar zij ulieden integendeel zullen kunnen vergelden de schade en onbarmhartigheid, die gij hun zult bewijzen.

24) de vertreders

Hebreeuws, de vertreder; dat is alle en een iegelijk vertreder, dat is verdrukker mijns volks.

25) zijn van de aarde

Dat is, zullen, enz.

Matthew 25:34

27) de Koning

Namelijk Christus, die in Matth. 25:31, de Zoon des mensen genaamd wordt, en nu hier Koning, omdat Hij alsdan wezen zal in de volle heerschappij van zijn rijk.

Mt 25.31

28) gezegenden mijns Vaders,

Van deze zegening zie Ef. 1:3,4,5.

Eph 1.3,4,5

29) u bereid is

Namelijk van God, door en naar zijn eeuwige verkiezing, Ef. 1:4.

Eph 1.4

Matthew 25:41

34) vervloekten,

Dat is om deze uwe zonden naar Gods rechtvaardig oordeel de straf des eeuwigen vloeks onderworpen.

35) duivel en zijnen engelen

Zo noemt Hij het hoofd der boze geesten, die hier ook zijne engelen genoemd worden, omdat de duivel hen gebruikt tot zijne dienstboden, gelijk Christus zijn goede engelen; Openb. 12:7.

Re 12.7
Copyright information for DutKant