Psalms 39:1

1) opperzangmeester

Zie Ps. 4:1.

Ps 4.1

2) Jeduthun

Van dezen, zie 1 Kron. 16:41,42. en 25:1,3.

1Ch 16.41,42 25.1,3

3) mijne wegen

Dat is, ik zal naarstiglijk en scherpelijk op mijn doen letten. Zie 1 Kon. 2:4.

1Ki 2.4

4) breidel

Of, muilkorf, muilband; ene gelijkenis, genomen van de beesten, dien men den mond toesluit opdat zij niet bijten of eten; het Hebr. woord komt van een woord, dat van het muilbanden der ossen gebruikt wordt; Deut. 25:4. Hij wil zeggen dat hij zich ten enenmale wil bedwingen om niet tegen God uit ongeduldigheid te murmureren, of iets onbetamelijks van van zijne vijanden te spreken, zolang het God beliefde, dat zij aldus op hem loerden en in voorspoed voor zijn ogen en rondom hem zweefden.

De 25.4
Copyright information for DutKant